Lector Tomasz Jaskiewicz van Hogeschool Rotterdam werkt graag bottom-up: vanuit een wijkcentrum of buurthuis bijvoorbeeld. Zijn expertise ligt in Civic Prototyping, wat op het eerste gezicht een praktisch vak lijkt, gericht op het ontwikkelen en testen van innovaties die de kwaliteit van leven verbeteren. Maar Jaskiewicz’ onderzoeksgebied blijkt veel breder: “Ik geloof dat de democratisering van technologische innovatieprocessen essentieel is in een systemische transitie naar een meer inclusieve, rechtvaardige en duurzame samenleving.”
Vanuit kleine initiatieven in de wijk wil hij de stap maken naar grote systemische veranderingen. Daar ligt de link met ESC: “Civic prototyping is een hands-on vorm van co-creatie die lokale, door burgers uitgevoerde innovatie ondersteunt. In mijn projecten zie ik bijvoorbeeld hoe belangrijk gevoel van eigenaarschap is bij een introductie van technologische innovatie. Ook ontwikkelen projecten zich anders als het initiatief in de wijk ligt of bij de gemeente of een bedrijf. En tegelijkertijd, zelfs als een bepaalde innovatie wenselijk effect heeft in één wijk, dan weet je nooit zeker of dezelfde innovatie in andere wijken ook gaat werken. Of welke indirecte effecten die uiteindelijk zal hebben op de stad als geheel, of op de samenleving. Er bestaan nog geen goede methodes om te meten en te onderbouwen hoe rimpeleffecten van kleine interventies tot een grootschalige systeemverandering kunnen leiden.”
Invasie van robotisering
Technologie wordt meestal ontwikkeld door techbedrijven vanuit een commercieel perspectief. Jaskiewicz kiest in zijn onderzoeken een ander uitgangspunt: wat gebeurt er als we naast het commerciële perspectief een sociaal perspectief meenemen? Om daar achter te komen, organiseert hij workshops, haalt hij ideeën op in de wijk, bouwt hij samen met buurtbewoners en studenten prototypes van bijvoorbeeld robots, en probeert hij op straat uit welke effecten zo’n robot heeft in een wijk. “Een robot kan een functionele taak uitvoeren, maar heeft ook sociale effecten, zowel gewenste als ongewenste. Een straatveegrobot kan bijvoorbeeld heel efficiënt zijn in vegen, maar kan ook leiden tot verlies van banen van menselijke schoonmakers, die juist een belangrijke sociale rol spelen.”
Inmiddels is al bij vele tientallen van dit soort experimenten gekeken wat de interventie voor de stad betekent. “Al die voorbeelden helpen bij het creëren van bewustwording bij burgers, bij gemeenteambtenaren en bij ons als onderzoekers en ontwerpers.”
De reden dat Jaskiewicz wil weten wat de sociale effecten van robotisering zijn, is de verwachting dat er op korte termijn in de stad veel gaat veranderen door robotisering. “Dan bedoel ik niet de zelfrijdende auto’s en de drones, die ontwikkeling is nog wel enigszins ver weg. Maar ik bedoel kleine autonome voertuigen op de stoep, die bijvoorbeeld boodschappen bezorgen of de openbare ruimte monitoren. We verwachten binnen enkele jaren een grote golf van dit soort robots. De techniek is er al en er is weinig regelgeving die in de weg staat. Steden zijn echter nog nauwelijks voorbereid op zo’n robotinvasie. Als er een paar robots in de wijk komen is dat misschien even interessant. Maar duizenden? Dat kan veel onverwachte effecten hebben. Ik denk dat co-creatie – co-design én co-prototyping – van robots samen met stadsbewoners een manier is om de ongewenste, systemische gevolgen ervan te verzachten.”
Rotterdamse initiatieven in kaart
Rotterdam heeft veel ervaring met co-creatie, een rijke bron om van te leren hoe de processen werken. Maar op dit moment heeft niemand overzicht over alle initiatieven in de stad. Daarom worden die nu in kaart gebracht. “We concentreren ons niet alleen op de succesverhalen, maar nemen ook projecten mee die falen of vastlopen. Hoe komt het dat het ene initiatief slaagt en het andere niet? We kijken naar allerlei aspecten, zoals wie de initiatiefnemer is, welke creatieve competenties aanwezig zijn of ontbreken en hoe de samenwerking geregeld is.” Het project heet ‘Creatieve Competentiekaart voor Co-Creatie in de stad’ en is eind 2023 gestart, met financiering vanuit de KIEM-regeling van Regieorgaan SIA. “Dit gaat ons ook kennis opleveren over nieuwe businessmodellen voor co-creatie op lokaal niveau.”
Hoe voorkom je een nieuwe toeslagenaffaire?
Eind 2023 startte ook een ander project vanuit de KIEM-regeling: ‘Digital inclusion by design’. De EU schrijft voor dat alle digitale diensten toegankelijk zijn voor alle burgers. Maar wat betekent dat? “Veel uitsluiting komt voort uit de gebruikscontext. Die wordt niet alleen gevormd door fysieke verschillen tussen mensen, maar vooral door culturele of sociale factoren. Co-creatie is een manier om deze diensten beter te ontwerpen, door gebruikers mee te nemen in het ontwerp- en ontwikkelingsproces.”
Jaskiewicz verwijst naar de toeslagenaffaire om uit te leggen waarom inclusie zo belangrijk is. “Wat erg is aan de toeslagenaffaire, is niet alleen dat er verkeerde besluiten zijn genomen, maar ook dat het zo moeilijk blijkt om het digitale systeem, dat op basis van die besluiten werd ontwikkeld, aan te passen. Waar we naartoe moeten, is technologie die inclusief en ‘aanvechtbaar’ is. De toeslagenaffaire was nooit zo uit de hand gelopen als de digitale systemen transparant waren geweest en als er mechanismen waren ingevoerd om voortdurend de input van burgers te vragen bij het aanpassen van de werking van deze systemen. Digitale systemen, evenals de organisatorische en sociale praktijken waarin ze zijn ingebed, moeten zich continu kunnen aanpassen en evolueren. Het ontwerpproces eindigt in feite nooit. Burgers moeten kunnen deelnemen aan het vormgeven en hervormen van digitale platformen die deel uitmaken van hun leven. Dat is wat ik bedoel met democratisering van technologie.”
Rechtvaardigheid
Op de RSD conferentie in oktober in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam was Jaskiewicz host van de paneldiscussie ‘Just Digital Life’. Het thema past bij zijn interesses en zijn onderzoek. “Digitale technologie is een essentiële component van het dagelijkse leven van ons allemaal. Het interessante zit in het woordje ‘just’: het betekent ‘simpelweg, gewoon’, maar het betekent óók ‘rechtvaardig, fair’. Daarmee raakt het aan de ethische kant van digitale technologie. Tijdens de paneldiscussie wilde ik verschillende perspectieven waarmee je naar technologie kunt kijken naar boven brengen.” Het panel bestond uit drie leden: Sarah Giest, hoogleraar Public Policy aan de Universiteit Leiden, Pieter van Boheemen, programmamanager AI en ethiek aan Hogeschool Rotterdam en voorheen werkzaam bij het Rathenau Instituut en de Waag Society, en Jaz Choi, associate lector Civic Interaction Design aan de Hogeschool van Amsterdam. In het gesprek ging het over rechtvaardigheid in brede zin, kijkend naar de grenzen van de mens en de grenzen van de natuur. “De complexiteit ligt in de perspectieven: welke systemische aspecten zitten daarin? Want systemische perspectieven verschillen van elkaar. Het gaat erom dat we leren navigeren door al die perspectieven.”