Een snelle denker vol energie. Anja Overdiek is associate lector en was projectleider ‘Future Proof Retail’ bij de Haagsche Hogeschool, een landelijk netwerk van MKB-vernieuwers. Ook is zij sinds januari 2021 lector bij de Hogeschool Rotterdam, waar ze zich richt op Cybersocial Design. Samen met een aantal andere lectoren uit Rotterdam sluit zij zich vanuit daar volgend jaar aan bij ESC.
Overdiek richt zich steeds nadrukkelijker op transities naar meer energie-neutrale en biodiverse steden gekoppeld aan een verantwoorde digitalisering . Hierbij brengt ze transitiekennis en ontwerpend onderzoeken samen. “Iedereen zet nu samenwerkingen op, waarbij beleidsmakers, koepels, onderzoekers en ondernemers werken aan de hoognodige maatschappelijke veranderingen. Maar de vraag is natuurlijk wel hóe je dat het beste kunt doen.”
Waar Overdiek eerder als socioloog en politicoloog afscheid naam van de wetenschap, heeft ze nu haar plek gevonden in een omgeving waarin onderzoekers in het veld samenwerken met maatschappelijke partijen aan verandering. Daar waar theorie en praktijk samenkomen. “Zo onderscheidden wij in het door Christine De Lille en mij ontwikkelde procesframework verschillende fases in verandertrajecten, waar projectleiders zich vaak nog nauwelijks bewust van zijn.” De associate lector heeft net een nieuwe publicatie afgerond, ‘innoveren met labs 2.0’ samen met vijf onderzoekers en vier duurzame projecten.
Opschalen in transities
“Systemisch co-design kan volgens mij helpen de kloof te dichten tussen allerlei vernieuwende initiatieven in de samenleving enerzijds en anderzijds de nodige verandering van bestaande instituties, of in transitietermen: het regime”, legt Overdiek uit. “De eerste fase van verandering, het starten van innovatieve en disruptieve initiatieven, krijgt veel aandacht binnen transities. Wij testen diverse interventies in living labs om concreter te zien hoe het werkt. Idealiter heb je daarna een of twee werkende concepten. Die testen we dan in diverse contexten en op verschillende plaatsen. Maar dan is de vraag: Hoe schaal je dat op en implementeer je dat om te komen tot nieuwe regimes en uiteindelijk systemen? Hoe verbind je niche en regime, participatief, in de praktijk? Dat gebeurt enerzijds vanzelf, maar kan ook als een nieuwe ontwerpfase gezien worden. Juist op dit vlak is er tot nu toe weinig onderzoek gedaan.”
Overdiek komt op stoom. “Ik zie meer uitdagingen voor systemisch co-design. Met onze kennis en ervaring zouden we ook kunnen kijken naar het afbouwen van verouderde, lineaire systemen. Je ziet wel dat bedrijven leuke nieuwe duurzame producten ontwikkelen, maar minder aandacht hebben voor het pijnlijke, de “verliezers” bij het loslaten van het oude systeem. De boeren bijvoorbeeld, daar moeten oude manieren van werken afgebouwd worden, met daarbinnen de mensen die dat al heel lang zo doen. Hoe doe je dat op een goede manier? Hoe kunnen we maatschappelijk met hen samenwerken? Daar zijn we nog te weinig mee bezig.”
Ze vindt het jammer dat ontwerpers vaak maar in één fase van transitieprojecten worden gevraagd, bijvoorbeeld bij het verbeelden van de toekomst. Volgens haar heeft design tijdens het hele transitieproces meerwaarde. In het eerder opgezette Future-Proof Retail
(FPR) project zie je vanaf het begin principes van transparantie, co-creatie en experimenteren in de praktijk terug. “Het landelijke netwerk van alle betrokken organisaties kreeg van ons invloed op de keuze voor diverse soorten regionale living labs, bijvoorbeeld een lab waarin tal van nieuwe klanttechnologiën werden toegepast en een lab waarin vol werd ingezet op hospitality. De labs sloten zo goed aan op de energie die er in een regio voor bepaalde thema’s was. Zo schep je een kader, maar geef je ook ruimte om mee te bewegen met de behoeften van het netwerk: ‘Navigating the proces’ noemen we dat.”
In het nieuwe boek onderscheiden de auteurs vijf basisregels, die in alle projecten terugkomen en elkaar versterken, zoals balans tussen technische en sociale innovaties en transparantie over het deelnameniveau. “Het risico is dat je van het ene project naar het andere holt en weinig tijd hebt om alle opgedane kennis en ervaring te overdenken, te bundelen en beschikbaar te maken voor anderen. Nu was dat gelukkig anders.”
Studenten leren extern samen te werken
Alle hogescholen kijken ook hoe je studenten bij labs kunt inzetten en in labs kunt laten leren. “De uitdaging is om niet-design studenten mee te nemen en te leren om extern samen te werken, bijvoorbeeld in de stad. Ze hebben daarbij een meer experimenteel denkkader nodig en we zoeken samen met docenten hoe zij genoeg bagage kunnen meenemen, zonder het hele ontwerpvak te leren. Bijvoorbeeld bij digitale projecten samen met bewoners en bedrijven in de stad: hoe leer je studenten om nieuwe technologieën te kunnen toepassen, maar tegelijkertijd met diverse soorten organisaties en mensen samen te werken en met hen experimenten te doen? Ook de docenten hebben daar iets te leren.” Ze schakelde hierbij de expertise van ESC-lector Guido Stomph in. “Design thinking toegankelijk maken voor niet-designers, is echt zijn expertise. Het lijkt me goed om binnen ESC nog veel vaker gebruik te maken van elkaars kracht en van de mogelijkheid om diverse vormen van ontwerp te combineren.”
Een van de hoogtepunten was wat haar betreft een gezamenlijke presentatie tijdens het internationale symposium ‘Relating Systems Thinking and Design’ in Brighton. “Dat gaf veel inzicht in de rol van co-design bij maatschappelijke verandering. We moeten ons als netwerk onderscheiden. Wat voor kennis willen wij produceren en hoe doen we dat? En dat aanvullend op wat er internationaal al is op het gebied van co-design.”